reisneurose.

Geschreven door: Willem te Molder.

        

"Sed trahit invitam nova vis, aliudque cupido,
Mens aliud suadet: video meliora proboque
Deteriora sequor!"
(Ovidius, Methamorphoses, liber septimus, 19-21)
         Vertaling:
"Een vreemde kracht beweegt, ja, dwingt me, mijn begeerte raadt me
iets anders aan dan mijn verstand. Ik zie, ik weet wat goed is
maar jaag het slechte na...
" (Vert. M. d′Hane-Scheltema)

        

Waar is het begonnen, die drang tot reizen? Niet alleen ik had die drang, maar uit Mariënvelde vertrokken jaarlijks mensen naar andere streken: Duitsland om het weer op te bouwen, Canada omdat dat land nog te veroveren viel, of gewoon naar de Nederlandse staatsmijnen, omdat die op hun laatste benen liepen. En ik... waar ging ik naar toe? Ik wist het nog niet, maar de drang te vertrekken zat er bij mij al vroeg in.

Waarom zou je weg willen? Wilde je ontsnappen aan de ieder jaar weer je omringende moerassen? Of zat het al in je als een dwangneurose om erop uit te gaan, steeds weer, nu de technische mogelijkheden daartoe zich eindelijk aandienden. Er was een goede busverbinding, de trein reed ieder uur, maar nog belangrijker, auto en bromfiets werden persoonlijke bezittingen waar je op of in kon gaan zitten naar eigen believen. Het zal wel een combinatie van beide factoren zijn.

Op zaterdag 28 december 1968 is het allemaal begonnen. Nu achteraf gezien kan ik het weten. Toen lag alles nog in een duistere toekomst verscholen. Deze zaterdag zou in de Jaarbeurshal in Utrecht voor de tweede keer de Flight to Lowlands Paradise plaats vinden, nu niet als een onderonsje voor flower power mensen, maar als een ontmoeting van fans van hard rock, een heel ander slag dus. Grote trekpleister was Jimi Hendrix, met wie ik wegliep. Dit zou allemaal ongemerkt ondanks snerpend gitaarwerk aan mij voorbij zijn gegaan, ware het niet dat ik uit Amsterdam een telefoontje kreeg van een vriendin. Zij en haar broer hadden kaartjes gekocht, en omdat er iemand niet meeging, werd ik gevraagd of ik interesse had. En dat had ik. Het is soms wonderlijk te bedenken hoeveel toevalligheden er nodig zijn om iemands toekomst te bepalen.

Die zaterdag stapte ik op mijn Zündapp, een bromfiets die de Puch was opgevolgd na enige bedrieglijke manipulaties opgezetdoor mijn moeder en de buren, omdat de Puch te gevaarlijk hard reed. De Zündapp kroop over de weg. En ik snap ook nu nog niet hoe zij het de volle 2 jaar dat ik nog op en neer moest rijden naar het Gymnasium in Doetinchem (bij elkaar 22 kilometer), heeft volgehouden. Ik heb het er in ieder geval levend vanaf gebracht. Het was guur weer, maar niets deed de weersomslag vermoeden die de zondag daarop zou inzetten. Ik zette de Zündapp, bijgenaamd de buikschuiver, bij het station in Doetinchem, omdat daar de trein vaker stopte dan in Varsseveld.

In Utrecht aangekomen liep ik in het oude station van Utrecht via een donker betonnen tunnel richting Jaarbeurshal. In de massa mensen die zich achter het station had verzameld, waarvan meer dan de helft geen toegang tot het festival zou krijgen -- er konden maar 18.000 mensen in de hal -- zag ik geen bekenden. Opeens achter mij de bekende in mini rok en zwart geklede vriendin, die -- hoe was dit eigenlijk mogelijk? -- mij tussen al die duizenden mensen had weten te vinden, hoewel we elkaar toch alweer een maand lang niet hadden gezien. We werden in de hal probleemloos toegelaten, omdat we over van tevoren gekochte kaartjes beschikten. De hele hal was al stampvol. Ergens in het midden was een podium, maar van de zijkanten was hierop nauwelijks zicht. Om de een of andere reden stelde ik voor om onder het podium te gaan liggen, zitten, staan was niet mogelijk, want daar zou je de muziek goed kunnen horen en we waren gekomen voor de muziek.

Allereerst de mededeling: Jimi Hendrix zou niet komen, hij had een gebroken been.. Voor hem in de plaats zou Pink Floyd optreden, nog nooit van gehoord. Toen de nacht vorderde en wij elkaar steeds beter leerden kennen, klonken van boven ons de geluiden van omfloerste gitaren af en toe onderbroken door een snerpend geluid. De noten schoten langs wanden en kaatsten terug in onze oren tot horensdoof. Als gitaarduiveltjes met vuur hadden kunnen spelen, dan waren wij in hitsige vuren ondergedompeld. Soepel bewoog het gitaargeluid zich in warme kleuren in de hoeken wegdruipend naar groen en naar de grond verblekend van oranje in helle licht blauwe flitsen door de immense donkere berookte ruimte. Plots de stilte en dan ineens weer de harde aanzetten van een sologitaar, de bas ritmisch brommend boven ons op het podium, vanwaar tussen de kieren door geleidelijk aan wat stof op ons neerdaalde.

En toen was er ineens die ijzige kou. Waar kwam die vandaan? De deuren van de Jaarbeurshal waren open gezet, precies om 6:00 uur ‘s ochtends. Een tijdje hadden we er niets van gemerkt. Er kwam een hoofd onder het podium kijken: eruit, jullie, en vlug een beetje. Slaapdronken gehoorzaamden we mechanisch. Buiten dwarrelden heel erg kleine sneeuwvlokjes op ons neer, als een voortzetting van het stof uit de podiumkieren. Er reden op zondag nog geen treinen naar het oosten of westen. Daarom ging ik met mijn vriendin mee. We namen de bus. Toen we in Badhoevedorp aankwamen, lag er een aardig laagje sneeuw, de daken zagen wit, de heggen leunden zwaar van de sneeuw voorover. Het was ongehoord stil, als je ervan uitgaat dat we toch midden in de stad waren. Maar het was zondag en plots klonk daar het beieren van een kerkklokje, de vroegmis ging beginnen. Voor mij was het de eerste keer dat ik niet op zondag naar de mis zou gaan, mijn geloof sleet onder het lawaai van elektrische gitaren.

‘s Avonds werd ik naar het Muiderpoort station gebracht en op de trein gezet. Ik had eigenlijk die nacht en die zondag overdag nog niet geslapen. Met dat de trein vertrok, was ik vertrokken in diepe slaap. Tegen de coupéramen waaide de sneeuw weer hoog op. Opeens stond er in Ede Wageningen een conducteur over mij heen gebogen: of hij mijn kaartje mocht zien? Maar natuurlijk, en ergens diepte ik uit een van mijn zakken een treinkaartje. De man keek naar het kaartje, keek vervolgens naar mij en nog een keer. Het duurde allemaal even, voordat hij mij duidelijk maakte dat ik alweer op de terugreis was naar Amsterdam. Ik had de hele tijd geslapen en was vergeten in Arnhem uit te stappen. Nu moest ik de trein uit, wachten op de eerst volgende trein naar Arnhem en dan de aansluitende trein naar Doetinchem nemen. Goed, dat ik de bromfiets in Doetinchem had staan, want nu was nog te overzien, hoe laat ik thuis zou komen. De conducteur bracht geen extra kilometers in rekening, gaf me een bemoedigend schouderklopje alsof hij mij zojuist uit een netelige situatie had gered. Buiten waaide een gure straffe wind, de sneeuwvlokken dwarrelden over het perrondak in donkere bijna grijs zwarte stukjes stof op mij neer. Af en toe de opstekende wind, de vlokken stoven uit elkaar alsof een energetische duivel ermee speelde. Zo vergaat het een puber, die aan verboden vruchten probeert te plukken buiten het seizoen.

Na veel oponthoud stapte ik in Doetinchem op de Zündapp. Het ding kroop over de weg, maar ik had natuurlijk ook niet harder op kunnen schieten dan zij deed vanwege de sneeuwduinen die in rijen schuin over de weg lagen. Bij het bos onderweg kon ik ongehinderd vaart maken. En toen weer de sneeuwstorm in; de volgende dag was Mariënvelde geïsoleerd van de wereld. Maar voordat het zover was, was er de tocht met de Zündappp. Halverwege thuis begon er iets te ratelen, de snaar van de gitaar deed het niet meer en met een enorm slotakkoord en een steekvlam uit de motor -- een Jimi Hendrix waardig -- , stond zij plotseling stil. Geen beweging meer in te krijgen. Als de minnaar van een vrouw schoof ik onder de bromfiets en wist uit de kettingkast de bonk ijs met modder weg te halen, die maakte dat er geen beweging meer in de bromfiets zat. Starten deed zij die nacht -- want het was ondertussen nacht geworden -- niet meer. Lopend, duwend en sjorrend als met een onwillige echtgenote, kwam ik vloekend verkleumd tot op het bot nog net voor middernacht thuis. Ik vertelde mijn moeder dat ik de volgende dag thuis zou blijven. Het was Oudjaar en het Nieuwe brak aan.

Was het mij niet zo moeilijk gevallen om te reizen naar waar ik ook maar naartoe wilde, dan zat ik nu waarschijnlijk nog in mijn geliefde geboortedorp, Mariënvelde. Nu had de dwang tot reizen mij te pakken, en deze reisneurose zou mij eigenlijk mijn hele leven niet meer loslaten. Net als bij zovelen...

Alwie geïnteresseerd is, wordt gevraagd om commentaar of een verhaal
an te leveren in het Gastenboek!