Een zondag in juli.

Geschreven door: Selma Polter

Een reconstructie

kanaal OostopgaandeHet Oostopgaande in oud Nieuwlande, een kanaaltje dat kruiste met het Zwinderse Kanaal.

        

Mijn Opa en Oma Polter hadden in de jaren ′20 van de vorige eeuw een boerderij. Mijn oom en ‎mijn vader zijn daar geboren. Mijn vader wist echter niet waar zijn geboortehuis stond. ‎Van zijn moeders verhalen wist mijn vader dat de boerderij aan het Zwinderse Kanaal stond. Hij ‎had daar in de omgeving rondgefietst en mensen die aan het kanaal woonden aangesproken. Ook ‎had hij bij de gemeente geïnformeerd, om erachter te komen waar hij nu was geboren. Zonder resultaat.‎

        

Alles wat hij had, was een sepiakleurig fotootje van zijn ouders, zittend voor de boerderij. Zijn ‎moeder met een baby op schoot, vermoedelijk mijn Oom Jurrie, mijn vaders oudere broer (klik hier voor de stamboom van mijn familie).‎

Ik ging ook op zoek naar het adres van mijn vaders geboortehuis en het lukte me om het te vinden. ‎Het Kadaster van Coevorden kon me de verkoopakte van de boerderij leveren. Daarin stonden de ‎naam en woonplaats van de toenmalige koper: Albert Kamphuis uit De Krim. Volgens het telefoon-‎boek – dat toen nog bestond – woonde er nog steeds een Kamphuis in De Krim. Dit was Jaap ‎Kamphuis, een kleinzoon van de koper van de boerderij. Een broer van Jaap Kamphuis, ook een ‎Albert Kamphuis, woonde nu op de boerderij‎.

Jaap Kamphuis vertelde me dat mijn opa niet de enige boer is geweest die indertijd ‎noodgedwongen met de boerderij was gestopt. Het overkwam wel acht boeren. Daar waren ook ‎familieleden van hem bij. Het had te maken met de financiële teloorgang van een coöperatie, ‎vertelde hij. De boeren waren verplicht om producten zoals aardappelen en stro aan de coöperatie ‎te leveren maar de coöperatie kon deze producten niet meer betalen.‎

Verveners worden boeren

Mijn betovergrootvader, Petrus Nicolaas en zijn vrouw, Aeilke, en ook de twee generaties daarvoor waren boeren in een veenkolonie. ‎Eerdere generaties hadden het veen ontgonnen. Deze ontginners worden verveners genoemd. ‎Verveners staken de turf af, die als brandstof werd gebruikt, en vermengden de onderliggende ‎grondlagen met elkaar. Op deze manier ontstond vruchtbare grond, dalgrond. De eerste veen-‎gronden die werden ontgonnen lagen in de provincie Groningen. Later gebeurde dit ook in ‎Drenthe, Friesland en Overijssel en de Gelderse Achterhoek.‎

De ontginning van de veengebieden begon als beleggingsactiviteit vanuit steden. Daarom noemen ‎we deze gebieden de Veenkoloniën. Vermogende mensen uit de stad verhuurden veengebieden ‎aan verveners, onder strenge voorschriften over bijvoorbeeld de afwatering van het gebied. De ‎huurder van een gebied moest de turf die hij stak aan de eigenaar verkopen. Vervolgens moest hij ‎het land ontginnen en in gebruik nemen voor akkerbouw. Een deel van de turf mocht hij zelf ‎houden. Als de grond enige tijd werd gebruikt voor de akkerbouw, verkocht de eigenaar de ‎boerderij met de grond. Verveners werden boeren.‎

Een boerderij in Gasselternijveenschemond

Als Jurrie I‎ – het oudste kind van Petrus Nicolaas en Aeilke – ‎ 22 jaar is, trouwt hij met de 25-jarige Grietje Brouwer. Grietjes ouders hebben een ‎boerderij in Gasselternijveenschemond. Grietje is enig kind. Na het huwelijk trekt Jurrie I in bij zijn ‎schoonouders. Hij gaat meewerken op de boerderij.‎

Nog geen drie weken nadat Jurrie I en Grietje zijn getrouwd, krijgen zij hun eerste kind, Petrus ‎Nicolaas. Op de boerderij in Gasselternijveenschemond krijgen Jurrie I en Grietje nog zeven ‎kinderen: Jacobus Sikko, Aeilkina, Jacob Jurjen, Jurjen Jans (Jurrie II), Grietje, Johanna Margaretha ‎en Hillechiena. Jurrie II is mijn opa. Na een aantal jaren nemen Jurrie I en Grietje de boerderij over ‎van Grietjes ouders. Vader en moeder Brouwer blijven bij ze op de boerderij wonen.‎

Café Veenlust in Weerdingermarke

In 1891 overlijdt Grietjes vader. Zes jaar later overlijdt ook haar moeder. Dit is het moment waarop ‎Jurrie I en Grietje de boerderij verkopen. Ze hebben genoeg van het boeren. Het gezin verhuist in ‎‎1898 naar Weerdingermarke, waar zij een café gaan uitbaten, café Veenlust.‎ Daar worden Hero en Hillechiena geboren.‎

Als Jurrie I en Grietje café Veenlust een paar jaar hebben gerund, verlangen zij terug naar het ‎boerenbestaan. In 1902 woont de familie op een boerderij in Dedemsvaart.‎

De Eerste Wereldoorlog

In 1914 breekt de Eerste Wereldoorlog uit. Nederland is neutraal en vangt gevluchte Belgische ‎burgers op. Ook worden in Nederland gevluchte of deserterende militairen van de oorlogvoerende ‎partijen in kampen geïnterneerd. Hoewel het Nederlandse leger niet meevecht, worden de oudste ‎vier zoons opgeroepen voor militaire dienst. Zij worden ingezet bij de bewaking van de kampen ‎van vluchtelingen en militairen.‎

Eind 1918 komt er een einde aan de oorlog. De vier broers keren terug naar huis. Petrus Nicolaas en ‎Jacobus Sikko hebben al een tijdje verkering en het is tijd om te trouwen. Petrus Nicolaas, de ‎oudste, trouwt als eerste. Hij trouwt in februari 1919 met Hendrikje Posthoorn. Twee maanden ‎later trouwt ook Jacobus Sikko, met Grietje Hemmes. De beide broers worden boer in Westerbork. ‎Zoon nummer drie, Jacob Jurjen, gaat bij Petrus Nicolaas op de boerderij aan de slag. Hero maakt in ‎‎1919 de HBS af en gaat handelswetenschappen studeren aan de Nederlandsche Handels ‎Hoogeschool in Rotterdam. ‎

De boerderij in Nieuwlande

Ook Jurrie II, mijn opa, leert een meisje kennen met wie hij zich verlooft, Geertje Rieks. Geertje en ‎haar familie komen uit Zuidbroek in de provincie Groningen maar hebben dan al enige tijd een ‎boerderij in Slagharen in Overijssel, niet ver van Dedemsvaart. Na de lagere school heeft Geertje ‎de huishoudschool doorlopen.‎ Om met Geertje te mogen trouwen, moet ook Jurrie II een boerderij hebben. Met het kindsdeel ‎uit zijn erfenis en dat van Geertje koopt Jurrie II in oktober 1919 voor ƒ 21.000 een boerderij in ‎Nieuwlande in Zuid-Drenthe, aan het Zwinderse Kanaal. Jurrie I en Geertjes vader Freerk Rieks ‎staan borg bij de aankoop. Er zit 13,695 hectare land bij de boerderij. Behalve een boerenwoonhuis ‎staat er ook een arbeiderswoning op het erf. Jurrie II en Geertje trouwen op 13 april 1920. Jurrie II ‎is dan 26 jaar, Geertje is bijna 24. Op 1 mei 1920 gaan ze op de boerderij wonen.‎

Aan de slag.

Net als Nieuwe Pekela, Gasselternijveenschemond en Dedemsvaart is Nieuwlande een ‎veenkolonie. De grond bij de boerderij bestaat uit dalgrond. Fabrieksaardappelen doen het hier ‎goed op. Dit zijn aardappelen met een hoog zetmeelgehalte. Ze zijn minder geschikt voor ‎consumptie en worden gebruikt als grondstof voor bijvoorbeeld lijm. Om aardappelmoeheid tegen ‎te gaan, verbouwen veenboeren het ene jaar aardappelen en het andere jaar graan.‎ stoomdorsmchineIn het voorjaar van 1920 is op het land bij de boerderij van Jurrie II haver en rogge ingezaaid. Hij kan ‎meteen aan de slag met onkruid wieden tussen de jonge graanplantjes. Hiervoor heeft hij naast ‎een vaste arbeider een paar losse arbeiders in dienst. De verhouding met de arbeiders is vriend-‎schappelijk. Veenboeren waren een ander soort boeren dan herenboeren en werkten als gelijke ‎samen met hun landarbeiders.‎

Eind juli begint de oogst. Eerst wordt de rogge geoogst, daarna de haver. Jurrie II heeft samen met ‎de boerderij een aandeel in de Coöperatieve Stoomdorschvereeniging Eendracht Nieuwlande ‎gekocht. Daardoor kan hij de rogge en de haver dorsen met de dorsmachine van de coöperatie. De ‎dors¬machine wordt per schip door het Zwinderse Kanaal naar de boerderij gevaren en wordt ‎bediend door het dorspersoneel. De Coöperatieve Landbouwvereeniging Eigen Hulp ‎Oosterhesselen, waar Jurrie II ook lid van is, is een verkooporganisatie voor de producten van de ‎boeren.‎

Eigen Hulp in moeilijkheden

Eind 1923 raakt de Coöperatieve Landbouwvereeniging Eigen Hulp Oosterhesselen in de financiële ‎problemen. Zoals de leden van Eigen Hulp de verplichting hebben om hun producten aan de ‎landbouwvereniging te verkopen, is Eigen Hulp contractueel verplicht om de aardappelen aan de ‎aardappelmeelfabriek De Nijverheid in Coevorden te leveren. Door concurrentie met grotere ‎aardappelmeelfabrieken gaat De Nijverheid in oktober 1923 echter failliet. De landbouwvereniging ‎heeft de aardappelen van de leden dan al aan de fabriek geleverd, maar de fabriek kan de ‎landbouw¬vereniging niet betalen. Normaal gesproken betaalt de landbouwvereniging de boeren ‎zodra het geld van de fabriek binnen is. Dit lukt nu dus niet. Eigen Hulp vraagt de boeren om uitstel ‎van betaling.‎ De meeste boeren hebben nog voldoende spaargeld en kunnen het gebrek aan inkomsten ‎opvangen. Ook Jurrie II heeft genoeg reserves. Wel mist hij nu een hele jaaropbrengst. In 1923 ‎heeft hij namelijk alleen aardappelen verbouwd. Zaaigoed om in 1924 haver en rogge te ‎verbouwen heeft hij gelukkig nog op voorraad.‎

In de loop van 1924 wordt duidelijk dat Eigen Hulp er niet meer bovenop komt. De boeren kunnen ‎fluiten naar hun geld. Jurrie II en Geertje kloppen hierop bij hun ouders aan. Er is nog genoeg geld ‎om de arbeiders te betalen die Jurrie II in het voorjaar helpen ploegen, eggen, zaaien en wieden. ‎Tegen de tijd dat de haver en rogge geoogst moeten worden, zal dit echter anders liggen.‎

“Jurrie kan er niks van”

Als Jacob Jurjen zondag 22 juli jarig is, komt de familie op de boerderij van Petrus Nicolaas bij elkaar. ‎Jurrie I vertelt dat hij zijn motor te koop heeft gezet. Jacob Jurjen maakt daar een grapje over. “Is ‎zijn vader dan al zo oud, dat het hem niet meer lukt om zijn Indian Scout–motor in bedwang te ‎houden?” Dan vertelt Jurrie I over de problemen op de boerderij van Jurrie II. “Wat?”, zegt Jacob, “en jij gaat Jurrie daarbij helpen? Heeft Jurrie nog niet genoeg geld gekregen? Blijft er zo nog wel ‎iets over voor de anderen?” Hero valt hem bij: “Jurrie kan er niks van.”

Petrus Nicolaas vraagt naar de oogst van de rogge waar Jurrie II de komende week mee aan de slag ‎moet. Die kan natuurlijk niet wachten. Kan Jurrie II de arbeiders nog wel betalen? Die krijgen ‎immers wel ƒ 25 per persoon per week.‎ De uitkomst van het familieberaad op deze zondag in juli is, dat het werk op de boerderij in ‎Nieuwlande gewoon moet doorgaan, maar dat Jurrie II de boerderij wel moet verkopen. Jurrie I zal ‎voor hem de arbeiders betalen. Ook de familie Rieks besluit dat ze niet kunnen bijspringen. ‎Geertje heeft zeven broers en zussen die moeten delen in de erfenis.‎

Gedwongen verkoop

Jurrie II gaat aan de slag met de oogst van de rogge en de haver. Tussen het werk door gaat hij ‎langs bij boeren in de buurt. Zeven andere leden van Eigen Hulp zijn inmiddels net als Jurrie II ‎gedwongen om hun boerderij te verkopen. Dat maakt het lastig om een koper te vinden voor de ‎boerderij aan het Zwinderse Kanaal. Toch lukt het Jurrie II om een perceel van 12 hectare te ‎verkopen. Het is een perceel met vruchtbare grond en daarom krijgt hij er een goede prijs voor: ‎ƒ 4.500. Verder laat hij de eigendomsrechten vastleggen van een perceel van 3,433 hectare dat hij ‎heeft ontgonnen. De waarde van dit perceel wordt getaxeerd op ƒ 3.400.‎

Als het Jurrie II na een paar weken nog niet is gelukt een koper te vinden, vraagt hij notaris Van der ‎Tuuk om een veiling te organiseren. De veiling is op 11 september, in hotel Luinge te Hoogeveen. ‎Van der Tuuk zet daarvoor tweemaal een advertentie in het Nieuwsblad van het Noorden.‎ Er komen niet veel belangstellenden op de veiling af en geen van hen wil de boerderij kopen. Twee ‎weken na de veiling zet Van der Tuuk een advertentie in de krant voor een tweede veiling. Ditmaal ‎zet hij erbij wat de inzet is: ƒ 20.280. Maar ook nu lukt het niet om de boerderij te verkopen. Dan ‎plaatst Jurrie II zelf een advertentie om zijn boerderij aan te bieden. Alles voor niets. Hij raakt de ‎boerderij niet kwijt.‎

Toch nog een koper

Jurrie II heeft veel contact met de andere leden van de Coöperatieve Landbouwvereeniging Eigen ‎Hulp Oosterhesselen. Zo gaat hij op een dag langs bij Jacob Kamphuis. Jacob vertelt Jurrie II dat hij ‎zijn boerderij eventueel aan een neef had kwijt gekund. Maar gelukkig was dit niet nodig, want de ‎familie Kamphuis kan Jacob voldoende lenen om het hoofd boven water te houden. Dat brengt ‎Jurrie II op een idee. Zou Jacobs neef de boerderij van Jurrie II niet willen overnemen? Jacob zal ‎eens informeren.‎

Nog geen twee weken later komt Albert Kamphuis, Jacobs neef, bij Jurrie II en Geertje langs. Hij ‎loopt eens rond over het erf, bekijkt het huis, de arbeiderswoning en de schuur en mag de boeken ‎inzien waar Jurrie II de afgelopen jaren de financiën in heeft bijgehouden. Het land bij de boerderij ‎omvat op dat moment 22,643 hectare.‎
Albert Kamphuis vraagt twee weken bedenktijd en gaat naar huis. Als hij terugkomt, hebben hij en ‎Jurrie II het nog eens over de prijs. Ze komen een bedrag overeen van ƒ 25.500 en ondertekenen ‎op 2 december 1924 een akte bij notaris Van der Tuuk. Jurrie II draagt het land meteen over aan ‎Albert Kamphuis. Ze leggen vast dat Jurrie II, Geertje en de kinderen het huis uiterlijk op 1 mei 1925 ‎verlaten.‎

Naar Frankrijk

Waar Jurrie II, Geertje en hun kinderen vanaf mei 1925 hebben gewoond, weet ik niet. Trokken ze ‎tijdelijk in bij Jurrie I en Grietje op de boerderij? Hadden ze een eigen woning? Het antwoord op ‎deze vragen heb ik niet. Feit is, dat zij op 17 augustus 1925 met de trein naar Frankrijk vertrekken. ‎De reis gaat via het Parijse Gare du Nord naar het Creil, een plaatsje zo′n 60 kilometer benoorden ‎Parijs.‎

Creil

Het is de familie die een adres in Frankrijk heeft gevonden waar Jurrie II, Geertje en de kinderen ‎terecht kunnen. Zo verdwijnt de schandelijke geschiedenis van een verloren boerderij achter de ‎horizon. In het gebied benoorden Parijs is tijdens WO I hevig gevochten. Daarbij is veel onontplofte ‎munitie achtergebleven. Na de oorlog trok men een eg aan een lang touw over een stuk land en als ‎er dan uiteindelijk niets meer ontplofte, kon je het land voor weinig geld kopen. Jurrie II en Geertje ‎hopen in Creil aan land te kunnen komen om een nieuw boerenbestaan op te bouwen.‎

Maar eerst moet er geld worden verdiend. Zoon Freerk, mijn vader, herinnert zich dat het gezin in ‎een boerenstal woonde. Jurrie II verhuurt zich als landarbeider en Geertje kan goed ‎melken. Hiermee verdienen zij genoeg voor hun levensonderhoud.‎

Het avontuur in Frankrijk duurt niet lang. Als Jurrie II en Geertje eens een buurman de lucht in zien ‎vliegen omdat er op diens land toch nog onontplofte munitie ligt, besluiten zij dat het plan voor een ‎boerderij in Frankrijk een heilloos plan is en keren zij terug naar Nederland.‎

Terug in Nederland

Terug in Nederland wonen Jurrie II, Geertje en de kinderen eerst in Daarlerveen, Overijssel. Hier ‎begint Jurrie II een melkventersbedrijfje. Ook werkt hij als dagloner, bij iedereen die hem maar kan ‎gebruiken. Dat zijn vooral boeren. Geertje vindt een aantal werkhuizen. Na korte tijd verhuizen ze ‎naar Vroomshoop, niet ver van Daarlerveen.‎ In februari 1930 verhuist het gezin naar de Wieringerwaard. Alweer een jaar later, in maart 1931, ‎verhuizen zij naar Barsingerhorn, Noord-Holland. De reden hiervoor is dat Jurrie II een jaarcontract ‎kan krijgen bij een boer in de Wieringerwaard. Bij de inschrijving in de burgerlijke stand laat Jurrie II ‎als beroep ‘arbeider′ noteren. Weer twee jaar later, in februari 1933, volgt een verhuizing naar de ‎Anna Paulownapolder. Daar staat Jurrie II ingeschreven als ‘landarbeider′. In maart 1940 verhuist ‎het gezin naar de Wieringermeer.

Jurrie II verhuurt zich soms als los arbeider, bijvoorbeeld bij de Hoogovens in IJmuiden. Meestal ‎echter werkt hij als landarbeider. De voormalige boer komt regelmatig in aanvaring met zijn werk-‎gever en moet dan weer op zoek naar een nieuwe baan, met bijbehorende nieuwe woning. Een ‎enkele keer gebeurt dit al binnen een paar dagen. Het gezin verhuist op deze manier bijna dertig ‎keer. De plek waar het gezin ‘wel′ twee of drie jaar woont, is het dorp Van Ewijcksluis in de Anna ‎Paulowna-polder.‎

Pensioen

In december 1958 krijgen Jurrie II en Geertje AOW. Zij wonen dan in Slootdorp, later in een ‎aanleunwoning in Wieringerwerf. De Algemene Ouderdomswet is tweeëneenhalf jaar eerder ‎ingevoerd. Dit moet een grote verandering in het leven van Jurrie II teweeg hebben gebracht. Het ‎brengt zoon Freerk er in ieder geval toe om elke keer dat hij bij zijn ouders op bezoek is geweest ‎weer te concluderen dat ze nu toch wel erg oud zijn geworden.‎

In 1969 of 1970 koopt zoon Freerk een bungalow voor zijn ouders in zijn woonplaats Emmeloord. ‎Daar wonen Opa en Oma een aantal jaren. In aanloop naar de scheiding van mijn moeder vertrekt ‎Freerk in 1971 uit Emmeloord. Als hij eind jaren ′70 in Amersfoort woont, verhuizen Jurrie II en ‎Geertje naar het Humanistische bejaardentehuis De Eemhof in Amersfoort. Op 6 december 1987 ‎overlijdt Geertje daar. In juni 1992 overlijdt Jurrie II. Hij is dan slechthorend, bijna blind en zeer slecht ter been.‎

Jacob Jurjen en Hero (broers van opa Jurrie II)‎

Jacob Jurjen en Hero reizen eind 1925 als ‘farm hand′ (boerenknecht) naar Canada met het stoom-‎schip de Volendam van de Holland Amerika Lijn. Samen met hun vriend Arend Pieper hebben zij ‎een reis geboekt van Hoogeveen naar Woodbridge, Ontario, Canada. Een broer van Arend heeft ‎daar een boerderij. De overtocht kost ƒ 299,30 per persoon. Het drietal arriveert op 4 december ‎‎1925 in Halifax, Nova Scotia, Canada.‎

Het stoomschip de Volendam in 1922.

Jacob Jurjen en Hero blijven ruim een jaar op de boerderij van Arends broer. Op 11 januari 1927 ‎steken zij bij de Niagara Falls de grens over tussen Canada en de Verenigde Staten. Als hun contact-‎personen in de Verenigde staten geven zij de namen op van A. Schaalman (Schraalman?) en ‎A. Gehayman (geheim?). Ze geven ‘farm lab′ op als beroep. Jacob Jurjen en Hero reizen via ‎London, Ontario, Canada, naar Greene in de staat New York.‎

Jacob Jurjen (broer van Jurrie II)‎

Na Greene scheiden de wegen van Jacob Jurjen en Hero. Volgens de volkstelling van 1935 werkt ‎Jacob Jurjen in dat jaar als ‘laborer′ op een boerderij in de staat New Jersey. Hij heeft dan zijn ‎eerste papieren voor het Amerikaanse staatsburgerschap binnen. Vijf jaar later, bij de volkstelling ‎van 1940, woont hij in White Plains 57, Westchester, New York. Hij is ongetrouwd en werkt als ‎‎‘handyman′ in een klooster, het Convent Of Our Lady Of Good Counsel - Mother House And ‎Novitiate Of The Sisters Of The Divine. Dit klooster ligt op 10 minuten lopen van waar hij woont. Op ‎het adres waar Jacob Jurjen is ingeschreven wonen ook een Zweeds echtpaar met een volwassen ‎dochter, een Iers echt¬paar zonder kinderen en vijf vrijgezelle mannen: twee Engelsen, een Ier, een ‎Duitser, en een Deen. In het jaar vóór de volkstelling van 1940 heeft Jacob Jurjen 52 weken ‎gewerkt. Zijn inkomen is dan $ 720.‎

Op 14 december 1948 komt Jacob Jurjen na een familiebezoek in Nederland weer terug in de ‎Verenigde Staten. Hij woont dan aan de 261st Str Riverdale Ave in New York.‎

In 1954 remigreert Jacob Jurjen naar Nederland. Op 28 juni 1955 krijgt hij de Nederlandse ‎nationaliteit weer terug. Hij overlijdt op 9 december 1960 in Assen, na een aanrijding met een auto. ‎Op dat moment is hij getrouwd met Klazina Scheepstra. In zijn overlijdensakte staat ‘zonder ‎beroep’.‎

Hero (broer van Jurrie II)‎

Hero vraagt in 1934 in het Southern District of New York het Amerikaanse staatsburgerschap aan. ‎Hierna is er geen enkel spoor meer van Hero te vinden. Heeft hij zijn naam misschien gewijzigd in ‎Harold? Als je in een Engelstalig land woont en je heet Hero, heb je namelijk wel iets uit te leggen. ‎Volgens de New York Naturalization Records van het Nassau County is er in 1937 een Harold Polter ‎met het geboortejaar 1899 genaturaliseerd tot inwoner van de Verenigde Staten. En in 1940 komt ‎er een Harold Polter voor in de New York City Death Index, Manhattan County. Deze Harold zou in ‎‎1900 of 1901 zijn geboren en een jaar of 39 jaar oud zijn. De datum van overlijden is 28 januari 1940.‎

Hero vraagt in 1934 in het Southern District of New York het Amerikaanse staatsburgerschap aan. ‎Hierna is er geen enkel spoor meer van Hero te vinden. Heeft hij zijn naam misschien gewijzigd in ‎Harold? Als je in een Engelstalig land woont en je heet Hero, heb je namelijk wel iets uit te leggen. ‎Volgens de New York Naturalization Records van het Nassau County is er in 1937 een Harold Polter ‎met het geboortejaar 1899 genaturaliseerd tot inwoner van de Verenigde Staten. En in 1940 komt ‎er een Harold Polter voor in de New York City Death Index, Manhattan County. Deze Harold zou in ‎‎1900 of 1901 zijn geboren en een jaar of 39 jaar oud zijn. De datum van overlijden is 28 januari 1940.

Van horen zeggen

Dat mijn opa en oma om financiële redenen van de boerderij af moesten, was in die tijd een grote ‎schande. Mijn opa en oma spraken er nooit over. Mijn vader heeft weleens verteld dat mijn opa op ‎een gegeven moment thuis was gekomen met de mededeling dat het geld op was. En er ging een ‎gerucht over broers die mijn opa hadden dwarsgezeten. Eén broer zou hebben gezegd dat “Jurrie ‎er niks van kon”.‎

Dat de familie de reis naar Frankrijk had georganiseerd, vertelde mijn Oom Jurrie aan zijn kinderen. ‎Ook heeft hij verteld dat mijn opa en oma na een heel warme zomer besloten om uit Frankrijk te ‎vertrekken. Dat is waarschijnlijk de zomer van 1928 geweest.‎

Verder heeft mijn oma mijn moeder eens verteld dat ze maar niet kon begrijpen waarom mijn opa ‎destijds alleen maar aardappelen had verbouwd. Ook zou mijn opa′s familie hem hebben ‎nagedragen dat hij landarbeider was geworden nadat hij van de boerderij was vertrokken. Dat ‎deed je niet als boer. Maar was het alleen de familie die er zo over dacht of dachten Opa en Oma ‎hier net zo over?‎

Mijn vader schrijft in zijn memoires over het moment dat hij ging trouwen. Zijn moeder zei hem ‎toen: ”Als ze op het gemeentehuis vragen wat het beroep van je vader is, moet je zeggen ‎landbouwer“, boer dus. Zijn vader was toen al tientallen jaren losse arbeider. Het heeft daarna nog ‎jaren geduurd voordat mijn vader in gesprekken met vrienden en andere relaties vrijuit over het ‎beroep van zijn vader kon praten. Hij en zijn broer hebben hun ouders wel eens gevraagd hoe het ‎kwam dat de boerderij moest worden verlaten. Beide ouders, zijn vader het meest, raakten dan – ‎in de woorden van mijn vader – zo verstrikt in de emoties dat er geen zinnig woord meer uitkwam.‎

Het geheim blijft intact

Het heeft me aardig wat moeite gekost om het adres van de boerderij te achterhalen. In de ‎verschillende koop- en verkoopaktes stond niet meer dan Zwinderse Kanaal, Oosterhesselen, met ‎wat perceelnummers. Het Zwinderse Kanaal is sindsdien echter voor een groot deel gedempt en ‎de perceelnummers zeiden mijn aanspreekpunt bij het Coevordense Kadaster helemaal niets.‎

De naam en woonplaats van de koper die in de verkoopakte stonden vermeld vormden een ‎aanknopingspunt: A. Kamphuis in De Krim. Volgens het telefoonboek woonde er in De Krim nog ‎steeds een Kamphuis. Ik schreef deze Kamphuis een briefje, dat ik op zoek was naar het adres van ‎de boerderij van mijn opa en oma Polter. Meteen de volgende dag kreeg ik een telefoontje. ”Ik ‎vind het heel erg hoor, en mijn vrouw vindt het ook heel erg“, zei Jaap Kamphuis. Ik begreep er ‎helemaal niets van, totdat hij me uitlegde wat er was gebeurd, met de boeren en de coöperatie die ‎de producten van de boeren opkocht. Hij was hierachter gekomen doordat hij in de jaren ′60 de ‎administratie deed voor het loonbedrijf van zijn ouders. Daarin was hij een periodieke betaling ‎tegengekomen van een familielid aan zijn ouders. Dit ging om een lening die dit familielid in 1924 ‎had ontvangen toen ook hij zijn boerderij dreigde te verliezen door de financiële problemen van de ‎Coöperatieve Landbouw¬vereeniging Eigen Hulp Oosterhesselen, waar hij net als mijn opa lid van ‎was geweest.‎

Enkele jaren nadat ik met mijn vader zijn geboortehuis bezocht‎, sprak ik ‎mijn nicht Heleen, een dochter van mijn Oom Jurrie, Jurrie III. Met enige trots vertelde ik haar dat ‎het mij was gelukt om het adres van de boerderij te achterhalen waar haar en mijn vader waren ‎geboren. ”Oh“, zei ze, ”maar daar ben ik weleens wezen kijken.“ Bleek dat mijn Oom Jurrie al die ‎tijd had geweten waar de boerderij stond. Tussen hem en zijn broer was het echter nooit een ‎onderwerp van gesprek geweest. Het geheim was intact gebleven.‎

‎24 hectare was te weinig

Wat ik lang niet heb geweten, is dat mijn vader nog heeft geprobeerd om boer te worden toen de ‎grond in de Noordoostpolder na de drooglegging werd uitgegeven. Ik kreeg dat pas een paar jaar ‎voordat hij in 2017 overleed te horen. Hij kreeg inderdaad een boerderij toegewezen, van 24 ‎hectare maar niet van 48 hectare zoals hij had gewild. De reden hiervoor was, dat hij niet kon ‎aantonen dat hij een jaar op een boerderij had gewerkt. 24 hectare was hem echter te weinig, ‎daarom heeft hij het aanbod afgeslagen.‎

‎Feit en fictie

    Meer dan wat Jaap Kamphuis me over de coöperatie vertelde, heb ik niet kunnen vinden. Wel had ‎ik koop- en verkoopaktes van de boerderij en verschillende stukken grond, een hoop ‎genealogische informatie, emigratiedocumenten van Opa′s broers Jacob Jurjen en Hero. Ook had ik ‎een boek gevonden over veenkoloniën en de aardappelmeelindustrie die daar zijn oorsprong ‎vond. Ik schafte nog wat boeken aan, over de aardappelteelt in de veenkoloniën, ‎landbouwcoöperaties en het leven van immigranten in de Verenigde Staten in de eerste helft van ‎de vorige eeuw. Zo heb ik een verhaal over de boerderij van mijn opa en oma geconstrueerd. Niet ‎alleen maar feiten. Wat er precies in de gezinnen is gebeurd waarin mijn opa en oma zijn ‎opgegroeid, weet ik natuurlijk niet.‎

De Coöperatieve Stoomdorschvereeniging Eendracht Nieuwlande heeft in werkelijkheid bestaan ‎en Jurrie II, mijn Opa Polter, was hier inderdaad lid van. Ik heb op internet notulen gevonden ‎waarin mijn opa als een actief lid naar voren komt.‎

De Coöperatieve Landbouwvereeniging Eigen Hulp Oosterhesselen heb ik verzonnen, net als de ‎aardappelmeelfabriek De Nijverheid te Coevorden. Als ik erachter had willen komen welke ‎coöperatie het nu echt is geweest die door financi%euml;le teloorgang acht boeren in de problemen had gebracht, dan had ik de Kamer van Koophandel van Coevorden en misschien ook wel van ‎Emmen of Zwolle moeten uitspitten en dan nog was het onzeker geweest of ik erachter was ‎gekomen wat er nu eigenlijk mis was gegaan.‎

Dat het zomaar waar had kunnen zijn, wat ik over de Coöperatieve Landbouwvereeniging Eigen ‎Hulp Oosterhesselen en de aardappelmeelfabriek De Nijverheid te Coevorden heb geschreven, ‎kun je lezen in ′Hoe wij het rooiden′ van Max Dendermonde en ′Voor en door boeren?′ van Ronald ‎Rommes.‎

Het verhaal over de buurman in Frankrijk die de lucht in vloog, heeft Opa Polter zelf verteld, toen ‎mijn man Jeroen en ik eens samen langsgingen bij Opa en Oma in de Eemhof in Amersfoort. Mijn ‎vader en mijn oom wisten dit niet.‎

Misschien later nog eens.

    De families Polter en Rieks waren altijd een mysterie in ons gezin. Familie van Opa Polter heb ik ‎nooit gezien, behalve dan het gezin van mijn Oom Jurrie. Wat de familie Rieks betreft, herinner ik ‎me dat we ooit één keer op bezoek in Slagharen zijn geweest. Ik zal nog op de lagere school ‎hebben gezeten. In Slagharen waren een paar dames met lang rood haar, net zoals het haar van ‎Oma’s moeder geweest moet zijn geweest. En mijn vader vertelde eens dat hij contact had ‎gehad met een neef die bezig was met het opstellen van een stamboom. Dat was alles.‎

In 2010 heb ik een internetgenealogie van de familie Polter geschreven, met hulp van Peter Polter, ‎de zoon van Harm Polter, de neef van mijn vader die eerder met een Polter-stamboom bezig was ‎geweest. Bij mijn zoektocht naar genealogische informatie vond ik ook informatie over de twee ‎broers van mijn opa Polter die eerst naar Canada waren geëmigreerd en later naar de Verenigde ‎Staten, Jacob Jurjen en Hero. Ik wist meteen dat zij de boosdoeners waren. Ik wist natuurlijk ‎helemaal niets, maar ja, het kon niet anders of zij hadden het gedaan. Zij hadden de lening aan ‎mijn opa geblokkeerd, zodat mijn opa zijn boerderij moest opgeven. En zij waren er met de buit, ‎de opbrengst van de boerderij, vandoor gegaan naar de overkant van de Atlantische Oceaan. ‎Interessante stof voor een spannende streekroman of krimi. Van de jongste van de twee was na ‎‎1934 geen enkel spoor meer te bekennen. Hem kon ik dus een vreselijke dood toeschrijven. ‎Heerlijk. Onbekend maakt onbemind. Eigen schuld dikke bult.‎

Bij het uitwerken van dit verhaal over de boerderij van mijn Opa en Oma kwam ik een notitie tegen ‎van mezelf, uit 2009. In de notitie stond dat de opa van Peter Polter weleens bij de twee broers ‎langs was geweest, in de Verenigde Staten. Glad vergeten. Helaas verdwenen toen mijn ‎moordlustige gevoelens, alsof ze er nooit waren geweest.‎

Misschien komt er later nog eens een roman. Voor nu wilde ik de lijn van de gebeurtenissen maar ‎hebben vastgelegd. SARS–CoV-2 zou me immers zomaar te pakken kunnen krijgen en dan zou deze ‎familiegeschiedenis zomaar in het niets verdwijnen.‎

literatuur:

  1. Dendermonde, M. (1979). Hoe wij het rooiden. De veenkoloniale aardappelboer en zijn industrie. ‎Veendam, Nederland: Coöperatieve Verkoop– en Productievereniging van Aardappelmeel ‎en Derivaten ′AVEBE′ B.A.‎

  2. Polter, F. (2016). Ongepubliceerde memoires. Amersfoort, Nederland.‎

  3. Polter, S. (2010). De familie Polter, een internetgenealogie. Den Haag, Nederland: JouwBoek.nl.‎

  4. Rommes, R. (2014). Voor en door boeren? De opkomst van het coöperatiewezen in de Nederlandse ‎landbouw voor de Tweede Wereldoorlog. Hilversum, Nederland: Verloren.‎

  5. Smith, J.E. (1985). Family Connections. A history of Italian & Jewish immigrant lives in Providence ‎Rhode Island 1900-1940. New York, United States of America, State University of New York ‎Press, Albany.‎

  6. Staal, H. (1989). 150 jaar Gasselternijveenschemond. Gasselternijveenschemond, Nederland: ‎Grafiplan.‎

        

Alwie geïnteresseerd is, wordt gevraagd te reageren in: het Gastenboek!